Een oudere heer is door de huisarts bij het wijkteam aangemeld omdat hij erg eenzaam is. Hij heeft bijna geen familie meer en meneer wil eigenlijk ook niet veel meer. De wijkverpleging heeft al diverse keren geprobeerd om meneer naar de dagbesteding te laten gaan. Tijdens een huisbezoek blijkt dat meneer ook kampt met veel fysieke problemen. Tijdens het gesprek met de wijkwerker geeft meneer aan absoluut geen maatje te willen. Hij heeft geen zin meer in nieuwe gezichten. Wel zou het praktisch zijn als iemand af en toe een boodschap voor hem zou kunnen doen. De wijkwerker vraagt hiervoor een bewoner uit de wijk. Deze bewoner doet eens in de twee weken boodschappen voor meneer. Na enkele maanden belt de wijkwerker de vrijwilliger op om te horen hoe het gaat. Hij vertelt dat hij meneer inmiddels wekelijks bezoekt en dat ze regelmatig samen een uitstapje maken. Hij was natuurlijk na verloop van tijd geen ‘nieuw gezicht’ meer, dan kan een maatje natuurlijk wel.